GOUDA – Evangelisatie is niet een mogelijkheid voor een christen, maar het is een moeten van Godswege. Ds. W. Visscher hield zaterdag een lezing op de toerustingsdag voor evangelisatie in Gouda: ,,We mogen onze naaste het beste niet onthouden.”

De grote groep van betrokkenen bij (kinder)evangelisatie paste nauwelijks in de zaal die voor de bijeenkomst bestemd was. Evangelist G. Baan, met een knipoog: ,,Het is heel slim om bij evangelisatie-activiteiten net iets te weinig stoelen neer te zetten. Iedere persoon die er dan bijkomt, is er weer eentje extra.”

Baan opende de dag met de woorden uit Johannes 12: „Indien het tarwegraan niet in de aarde valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft zo brengt het veel vrucht voort.” „De Heere Jezus is Zelf al die weg gegaan. Hij stierf en ging in de aarde. Maar door Zijn opstanding gaat het werk door en het zal veel vrucht brengen.”

Ds. W. Visscher, predikant te Amersfoort, hield een lezing over het thema ”Evangelisatie, waar doen we het voor?”. „Als kerkgaande christenen vormen wij een hele kleine minderheid in onze samenleving. Toch mag dit er niet voor zorgen dat we onszelf zielig gaan vinden. Integendeel, we hebben een grote schat en dat mogen we ook aan anderen bekend maken.”

Met voorbeelden uit de Bijbel toonde de predikant dat eenvoudige mensen en eenvoudige middelen ingezet worden in het koninkrijk van God. „Denk aan het slavinnetje dat in Syrië een goed gerucht verspreidde over een profeet in Israël. Neem Naomi, die een goed woord van de Heere sprak tegen Orpa en Ruth. De herders vertelden bij de geboorte van de Heere Jezus de blijde boodschap alom.”

Hoe zit het met de grote getallen waarvan we lezen in het boek Handelingen, zo vroeg de predikant zich af. „Moeten we dan denken aan tienduizend mensen? In Korinthe bestond de gemeente uit tweehonderd mensen, in Rome waarschijnlijk uit honderd. Maar wanneer er door evangelisatie één mens in de kerk komt, noemt God dat groot en veel.”

Het verwondert ds. Visscher dat christenen zich zo druk maken om de aardse goederen van hun medemens, maar dat het geestelijk welzijn minder lijkt te tellen. „Wanneer het huis van onze buren in brand staat, willen we ze graag waarschuwen. Aardse goederen vinden we belangrijk, geestelijke goederen kennelijk wat minder. Wat zal dat toch zijn op de dag van de wederkomst als ik met mijn buurman of buurvrouw voor de troon sta, en hij zal moeten zeggen: waarom heeft u mij dit nooit verteld?”

De ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw is volgens Visscher een goed voorbeeld van hoe een evangelisatiegesprek zou moeten plaatsvinden. „De Heere Jezus toont bewogenheid met deze vrouw. Dat is heel bijzonder voor haar. Hoe is dat bij ons? Zijn we vriendelijk en belangstellend? Toch ontwijkt de Heere Jezus de moeilijke punten niet. Hij gaat ook met de vrouw in gesprek over haar zonde tegen het zevende gebod. De Heere vertelt de vrouw duidelijk dat ze leeft in opstand tegen God. Evangelisatie is altijd bewogen, maar ook eerlijk. Je moet niet proberen de moeilijke kanten van het Evangelie te verbloemen.”

Het is volgens ds. Visscher belangrijk moeilijke onderwerpen met tact te benaderen. „Er zijn moeilijke dingen te vertellen: het eeuwig wel en het eeuwig wee, en dat er kinderen van God zijn en kinderen van satan. Dit moet wel in een kader geplaatst worden. Vertel dat God niet beoogt dat mensen verloren gaan, maar dat Hij ons behoud op het oog heeft. Laat u niet verleiden om de moeilijke vragen van het Evangelie even gauw te bespreken. Vraag eerst bereidheid om de Bijbel te lezen. Begin met een vriendelijk gesprek. Ga pas daarna door op de ernst van het leven, het lijden in deze wereld. En leg de vraag ook eens terug bij de ander. Welke verklaring hebt ú voor het lijden in deze wereld? We moeten er ook voor waken om een logisch, wiskundig correct antwoord te willen geven. Zeg gerust dat u daar zelf ook niet uitkomt.”

Op de vraag: „Waarom evangeliseren we?” gaf ds. Visscher meerdere antwoorden. „Wij moeten hemelse schatten zoeken. Wat is een grote schat? Rutherford zegt: „Dat zijn al die mensen die door middel van mij het Evangelie hebben gehoord. Dat zal de heerlijkheid in de hemel zijn: voor wie van deze zielen ben ik tot middel geweest?’ Als we zelf iets hebben ontvangen van dat grote heil in Christus, willen we dat ook uitdelen. De liefde van Christus dringt ons. Je kunt dat op twee manieren lezen: de liefde voor Christus en zijn zaak, maar ook de liefde die we van Hem hebben ontvangen. Wij hebben een grote schat om door te geven!”

Bron: Reformatorisch Dagblad, 4 maart 2013